Er zijn van die boeken die, eenmaal opengeslagen, je hele schema in de war schoppen, je doen vergeten dat je boodschappen moet doen, je huis moet opruimen en godbetert zelf nog een nieuwe roman moet schrijven. Je leest door en door, de uren gaan voorbij terwijl jij nog steeds boven het boek hangt, als een junk, tussen vieze borden en lege thee- en wijnglazen. Van die boeken die je uit je slaap houden en je ook nog in tranen achterlaten. Toch houd je van ze, omdat ze je iets hebben toevertrouwd wat je voor altijd zal bijblijven.
Zo'n boek heb ik net uit. De titel is 'Morgan, een liefde' en het is geschreven door Bas Steman (1971). Het is het ontroerende verhaal over zijn zoektocht naar een vorig leven, in romanvorm gegoten. Steman beleeft het einde van dit leven tijdens een regressie-sessie, waarin in hij tot zijn eigen verwondering transfomeert in Morgan, een Britse parachutist die in de Tweede Wereldoorlog bij Arnhem sneuvelde tijdens operatie Market Garden:
'Witte stippen, bloesems aan de hemel. Honderden. Ik ben een van hen. Laag boven het groen: bos, een weiland, heide. Rook op de grond, rook tussen de bomen. Als kind had ik ze zo vaak getekend, de glooiingen van het land. Ik voelde onmiddellijk waar het was: de Ginkelse hei, september 1944. Waar haalde ik dit vandaan? Mijn gedachten scanden mijn hoofd op beelden, gevoelens en herinneringen. Dit was geen leugen, want die bedenk je niet. Dit bestond. Ik was daar. Ik zag het. Ik hoorde, voelde het. Ik wist.'
De ervaring is zo intens, dat hij er dagenlang door van de kaart is. Hoe moet hij dit plaatsen? Hij, die altijd zo sceptisch stond tegenover reïncarnatie en andere 'mambo-jambo'. Om grip te krijgen op de beelden in zijn hoofd, leest hij alles wat hij kan vinden over operatie Market Garden en probeert hij de de identiteit van zijn 'parachute-ik', te achterhalen. Op de Roll of Honour, de erelijst voor Britse soldaten die zijn gesneuveld tijdens de Tweede Wereldoorlog, vindt hij slechts één Morgan: parachutist Morgan Probert uit Wales, overleden bij Arnhem op 25 september 1944.
Het is het begin van een bizarre existentiële speurtocht, die hem langs pieken van euforie en dalen van vertwijfeling leidt naar de geboortegrond en familie van Morgan. In flashbacks leer je Betrys kennen, Morgans grote liefde, die als jonge vrouw vergeefs wacht op de terugkeer van haar parachutist. Inmiddels is ze een hoogbejaarde dame die haar laatste dagen in een verzorgingshuis slijt en weemoedig terugkijkt op de korte periode die haar met haar grote liefde was gegund. De vraag dringt zich op: zal de schrijver ook haar bezoeken? En zo ja, wat zal hij haar vertellen?
Het verhaal pakt niet alleen door alle fascinerende ‘bewijzen’ van het vorige leven, zoals Stemans herinneringen aan het vroegere huis, die exact blijken te kloppen als de familie van Morgan er een oud fotoalbum bij pakt. Het is ook een prachtige roman waarin Steman de lezer trakteert op beeldende passages als deze:
'De laatste tijd ben ik van de zee gaan houden. Eerst was ze niet meer dan een zomerbestemming in mijn jeugd, een langs mijn jongenslijf schuimende koelte die garnaaltjes en zeesterren aan land bracht voor in mijn emmertje. Nu verhaalt ze van alles wat voorbij is, van een oorlog en een onstilbaar verlangen, van twee levens die tegelijkertijd eindigden, al zou zij pas veel later sterven.'
Vriend Thom speelt een mooie rol als verstokt rationalist. Zijn kritische opmerkingen zorgen voor het nodige (t)evenwicht, al komt hij als personage niet altijd geloofwaardig over door de iets te literaire zinnen die uit zijn mond stromen als 'Tijd is een killer, onzichtbaar dringt hij zich tussen twee werelden'. Dat laatste vergeef ik Steman met gemak, want er staat genoeg moois tegenover. Daarbij vind ik het van lef getuigen om in deze wereld vol sceptici op zo'n persoonlijke manier een 'zweverig'onderwerp als reïncarnatie aan te kaarten. Ik zou zeggen: lezen, dat boek. Ga ik ondertussen mijn huis eens opruimen en boodschappen doen. En o ja, die volgende roman schrijven. Over dat leven als Franse non dan maar?
Comentarios