top of page
Zoeken
Foto van schrijverTanya Commandeur

Het ondraaglijke schrijversbestaan

Ha, wat is het toch heerlijk om, zoals ik gisteren met collega Brenda Meuleman deed, eens flink bij te beppen over de ontberingen van het schrijversbestaan. Want, voor als u het nog niet wist: wij hebben een hééééél zwááááár leven. Echt waar! Denk maar aan al die mensen die geen romans meer willen lezen omdat ze achter hun schermpjes zitten te neuspeuteren, denk aan vrienden en familie die maar niet begrijpen waarom we nog steeds geen miljoenenpubliek hebt bereikt, denk aan al die keren dat we hierdoor in een totale schrijfkramp schoten, denk aan meedogenloze recensies en… Moet ik nog even doorgaan of voelt u ’m al een beetje?


Enfin, gisteren hadden Brenda en ik dus afgesproken in Zwolle om een hapje te eten en daarna een lezing bij te wonen van twee andere schrijfsters in boekhandel Waanders, om de kunst af te kijken voor als we er zelf een duo-presentatie gaan geven. In het restaurant hadden we, onder het genot van de nodige alcoholische eenheden, al flink zitten mopperen en dat hielden we gestaag vol op weg naar de boekhandel. Halverwege de looproute sloeg ons zelfbeklag om in bijtende zelfspot en hysterische lachbuien om de halflege zaaltjes waar we achter een piepende microfoon hadden gestaan, de keren dat er bij een signeersessie hooguit tien mensen kwamen opdagen en de meegekomen marketingmedewerker ons troostte met de woorden dat ‘het allemaal nog veel erger kon’. ‘Maar hóe dan, nog erger? Wat moeten we daarvoor doen? Doodgaan?’ riepen we naar elkaar, hikkend van het lachen.


In de boekhandel verstomde ons geschater. We zagen geen bord met ‘lezing’ erop en de zaal oogde leeg, op een paar koffiedrinkende zestigplussers na. We klampten een medewerker aan. ‘We komen voor de lezing, gaat die wel door?’ ‘Jazeker,’ antwoordde de jongen monter en hij wees naar een donkere hoek achter in de zaal, waar we inderdaad drie vrouwen ontwaarden. In twee daarvan herkenden we de bewuste schrijfsters en de derde - een serieus kijkende vrouw in een kleurige zelfgebreide trui - zou dan wel een belangstellende zijn. We groetten ze en gingen erbij zitten, in afwachting van de rest van het publiek. ‘Zullen we maar beginnen?’ vroeg een van de schrijfsters prompt. We knikten beduusd.


Het werd nog heel gezellig, daar met ons vijven in die donkere hoek. Nadat de schrijfsters heel onderhoudend hadden gesproken over hun romans en vermakelijke stukjes hadden voorgelezen, haalden ze thee voor ons en mochten we vragen stellen. Het werd tijd om op te biechten dat wij ook auteurs waren en wat de reden van ons bezoek was. De schrijfsters reageerden aardig en voor we het wisten zaten we met zijn vieren enthousiast te klagen over - jawel – de ondraaglijke ontberingen van het schrijversbestaan. We gingen er zo in op, dat het begrijpelijk was geweest als de de vrouw in de zelfgebreide trui meteen de benen had genomen. Maar die bleek het juist te beleven als iets heel bijzonders. ‘Ongelofelijk,’ riep ze. ‘Ik kwam voor twee schrijfsters en krijg er maar liefst vier, als enige toeschouwer! Mijn dochter zal dit niet geloven!’ Na afloop kocht ze de gesigneerde boeken van de schrijfsters en beloofde ze Brenda en mij dat ze onze romans ook nog zou kopen.


Toen ze vertrokken was, keken we elkaar glimlachend aan. ‘Mooi toch?’ zei een van ons dromerig. In een klap waren we kwijt waarom we het ook al weer zo zwaar hadden. Eén lezer die het mooi vindt wat je schrijft, één die speciaal voor jou de koude nacht trotseert en met je boek naar bed gaat om alvast de eerste pagina’s te lezen. Daar doe je het voor.


O ja, en voor dat miljoenenpubliek natuurlijk, maar dat gaat nog komen. Vast. Toch?

145 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

コメント


bottom of page